top of page

Klacht indienen tegen gerechtsdeurwaarders?

Zo dient u een klacht in.

Wanneer een incassobureau of een deurwaarder zich niet aan de regels houdt, kunt u een klacht indienen :

tegen een incassobureau bij de dienst Controle en Bemiddeling van de Federale Overheidsdienst Economie (beter bekend als de Economische Inspectie), Simon Bolivarlaan 30, 1000 Brussel, tel. 02 277 54 84, fax: 02 277 54 52, e-mail: Eco.Inspec.fo@economie.fgov.be. Het klachtenformulier kunt u downloaden van www.mineco.be (klik in de linkerkolom op Consumentenbescherming - Schuldenlast, Incassobureau en verder op Online klacht indienen).
    tegen een gerechtsdeurwaarder bij de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders, Henri Jasparlaan 93, 1060 Brussel, tel. 02 538 00 92, fax 02 539 41 11, e-mail: info@nkgb-cnhb.be

WAT MOGEN ZE NIET MEENEMEN?

Nochtans zijn er een aantal goederen waarop geen beslag mag worden gelegd.

INZAKE BESLAG OP ROEREND GOED


Voor het beslag op roerende goederen worden deze vermeld in art. 1408 § 1Ger.Wb., namelijk :


1.   op het nodige bed en beddegoed van de beslagene en van zijn gezin.

2.   de kleren en het linnengoed volstrekt noodzakelijk voor hun persoonlijk gebruik alsmede

      de meubelen nodig om deze op te bergen.

3.   een wasmachine en strijkijzer voor het onderhoud van het linnen.

 

       Een droogkast kan dus wel in beslag worden genomen.


4.   de toestellen die noodzakelijk zijn voor de verwarming van de gezinswoning.

5.   de tafel en de stoelen die voor de familie een gemeenschappelijke maaltijd mogelijk

      maken, alsook het vaatwerk en het huishoudgerei dat volstrekt noodzakelijk is voor het

      gezin.

6.   een meubel om het vaatwerk en het huishoudgerei op te bergen.

7.   een toestel om warme maaltijden te bereiden.

8.   een toestel om voedingsmiddelen te bewaren.

9.   één verlichtingstoestel per bewoonde kamer.

    

       Een garage of zolder wordt als niet bewoonde kamer aanschouwt, zodat alle eventuele

       verlichtingstoestellen hier wel in beslag mogen worden genomen; een slaapkamer wordt

       wel als bewoonde kamer aanschouwt.


10. de voorwerpen die noodzakelijk zijn voor de mindervalide gezinsleden.

11. de voorwerpen die bestemd zijn om te worden gebruikt door de kinderen ten laste die

      onder hetzelfde dak wonen.


     Beslagr. Gent, 07 december 04, T.G.R. 2005, 46 : een CD-speler, DVD, video en televisie

       blijven voor beslag vatbaar. De omstandigheid dat deze zaken ongetwijfeld mede

       bestemd zijn om door de zeven inwonende kinderen te worden gebruikt, neemt niet weg

       dat deze goederen niet volstrekt noodzakelijk zijn om de beslagene en zijn gezin een

       menswaardig bestaan te waarborgen en evenmin vereist zijn om de kinderen een

       menswaardige opvoeding te geven.


12. de gezelschapsdieren.

13. de voorwerpen en produkten die noodzakelijk zijn voor de lichaamsverzorging en voor het

      onderhoud van de vertrekken.


      Een eventuele voorraad hiervan wordt wel als beslagbaar aanzien.


14. het gereedschap dat nodig is voor het onderhoud van de tuin.


Nummers 1 tem. 14 met uitsluiting van de luxemeubelen en luxeartikelen (bv. een pelsmantel is wel voor beslag vatbaar)


15.  op de boeken en overige voorwerpen, nodig voor de voortzetting van studies of voor de

       beroepsopleiding van de beslagene of van de kinderen te zijnen laste die onder

       hetzelfde dak wonen.

16.  op de goederen die de beslagene volstrekt nodig heeft voor zijn beroep, tot een waarde

       van 2.500 EUR op het tijdstip van het beslag en naar keuze van de beslagene, behalve

       voor de betaling van de prijs van die goederen.


       Deze regel is enkel inroepbaar door particulieren en niet door vennootschappen.

       Bovendien is deze regel niet inroepbaar wanneer het beslag gebeurt op verzoek van de

       onbetaalde verkoper (of eventuele derden welke in zijn rechten zijn gesubrogeerd)  van

       desbetreffende goederen


17. op de voorwerpen die dienen voor de uitoefening van de eredienst.

     

      Deze voorwerpen zijn enkel onbeslagbaar wanneer ze zich bevinden in plaatsen waar

      een eredienst wordt uitgeoefend. Staan zij bv. in een woonkamer als siervoorwerp dan

      zijn ze beslagbaar aangezien ze duidelijk niet aangewend worden voor de uitoefening

      van een eredienst.


18. op de levensmiddelen en brandstof die de beslagene en zijn gezin voor een maand nodig

      hebben.

19. een koe, of twaalf schapen of geiten, naar keuze van de beslagene, alsmede een varken

      en vierentwintig dieren van de hoenderhof, met het stro, voeder en graan, nodig voor het

      strooisel en de voeding van dat vee gedurende één maand.


De hiervoor opgesomde goederen blijven voor beslag vatbaar indien zij zich op een andere plaats bevinden dan daar waar de beslagene gewoonlijk woont of werkt (art. 1408 § 2 Ger.Wb.).


Besl.Rb. Leuven, 8ste Kamer, 21 februari 1995, R.W., 575 :  De niet-vatbaarheid voor beslag

van art. 1408 §1blijft gelden wanneer het beslag is gelegd toen de goederen zich bevonden in de veilingszaal ingevolge een eerder beslag. Art. 1408 §2 strekt  er enkel toe de bescherming uit art. 1408 §1 uit te sluiten voor goederen die door de beslagene klaarblijkelijk niet voor het gezin werden bestemd.


Bevinden er zich meerdere voorwerpen in de woning van het soort welke niet voor beslag vatbaar zijn, dan kan de gerechtsdeurwaarder het surplus hiervan wel in beslag nemen.

Wanneer er zich bv. meerdere tafels en stoelen in de woning bevinden, dan zal de gerechtsdeurwaarder enkel die tafel en stoelen niet in beslag nemen welke strikt noodzakelijk zijn om een gemeenschappelijke maaltijd te nuttigen. Bij een gezin van 4 personen zal dit dus één tafel en 4 stoelen zijn. Uiteraard zal de gerechtsdeurwaarder hierbij de minst waardevolle tafel en stoelen buiten het beslag laten, zodat de meest waardevolle wel degelijk in beslag kunnen worden genomen.

Idem dito voor bv. de kast om het noodzakelijke vaatwerk en het huishoudgerei in op te bergen. Een tweede kast kan in beslag kunnen worden genomen, tenzij in praktijk blijkt dat er wel degelijk een tweede kast nodig is om het noodzakelijke vaatwerk en het huishoudgerei in op te bergen.

In dergelijke gevallen zal de gerechtsdeurwaarder zich hoeden voor discussies achteraf en expliciet vermelden dat bepaalde goederen niet in beslag zijn genomen, dit ter verduidelijking dat wel degelijk werd voldaan aan de voorschriften van art. 1408 § 1Ger.Wb.


Art. 1408 § 3 bepaalt de procedure welke dient te worden gevolgd wanneer de beslagene partij het niet eens is dat bepaalde goederen, zoals omschreven in art. 1408 § 1Ger.Wb, in beslag worden genomen. Deze procedure schorst de gedwongen tenuitvoerlegging (maw. er kan niet worden overgegaan tot oplading en openbare verkoping ervan), doch de goederen blijven wel onder beslag tot er uitspraak is !


Hiertoe dient de beslagene partij zijn opmerkingen aan de gerechtsdeurwaarder mede te delen, hetzij op het moment van beslag, hetzij (op straffe van verval) binnen een termijn van 5 dagen na de betekening van het beslagexploot. De gerechtsdeurwaarder dient desbetreffende opmerkingen te noteren in het beslagexploot.

Vervolgens zal de gerechtsdeurwaarder een afschrift van het beslagexploot neerleggen op de griffie van de beslagrechtbank, waarop de beslagrechter dag en uur van het onderzoek en de regeling van de moeilijkheden zal bepalen. De griffier van de beslagrechtbank roept de partijen op voor desbetreffende zitting.


Wanneer de gerechtsdeurwaarder niet overgaat tot neerlegging van het afschrift ter griffie, kan ook de beslagene zelf dit doen (doch in de praktijk zal de neerlegging door de gerechtsdeurwaarder gebeuren).


De beslagrechter doet uitspraak bij voorrang boven alle andere zaken, zowel in aanwezigheid als bij ontstentenis van de partijen; zijn beschikking is niet vatbaar voor verzet of hoger beroep. Na uitspraak van de beslagrechter kan de gedwongen tenuitvoerlegging onmiddellijk worden hervat, uiteraard rekening houdende met de inhoud van de uitspraak.


Beslagrb. Gent, 18.12.07, R.W. 2008-2009, 679 : “De termijn van 5 dagen om de grieven nopens de beslagbaarheid te formuleren is een vervaltermijn. Het mededelen van de opmerkingen (aan de gerechtsdeurwaarder) is geen proceshandeling in de zin van art. 48 Ger.Wb., zodat art. 53 Ger.Wb. niet van toepassing is. Ook wanneer de termijn eindigt op een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag, wordt de vervaldag bijgevolg niet op de eerstvolgende werkdag verplaatst.

Na het verstrijken van de vervaltermijn is de vordering van de beslagene niet toelaatbaar.”

INZAKE BESLAG OP INKOMSTEN


Voor het beslag op inkomsten (via het bewarend of uitvoerend beslag onder derden) worden de niet voor beslag vatbare bedragen vermeld in art. 1409 Ger.Wb. tem. art. 1412 Ger.Wb.


voor een schematisch overzicht van de beschermde bedragen : klik hier

1) Inkomsten welke gedeeltelijk beschermd zijn


a) Elk bedrag uitgekeerd per kalendermaand ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst (of een eventuele leerovereenkomst, een statuut of een abonnement), zijnde aldus het maandelijkse loon van een werknemer (met inbegrip van bv. eindejaarspremie) alsmede het

vakantiegeld worden gedeeltelijk beschermd door art. 1409 § 1 Ger.Wb.. Dit artikel

voorziet in een beperkte beslagbaarheid van deze bedragen via een systeem van 5

schijven welke bepaalt hoeveel % ervan beslagbaar is.


Indexatie 2013 :


- eerste schijf van 0 tem. 1059 euro is niet voor beslag vatbaar en dus volledig beschermd.

- tweede schijf > 1059 tem. 1138 euro : hiervan kan slechts 20% in beslag worden genomen.

- derde schijf > 1138 tem. 1255 euro : hiervan kan slechts 30% in beslag worden genomen.

- vierde schijf > 1255 tem. 1373 euro : hiervan kan slechts 40% in beslag worden genomen.

- vijfde schijf > 1373 euro is onbeperkt voor beslag vatbaar en wordt aldus niet beschermd.


Deze bescherming van het loon en het vakantiegeld dient automatisch door de derde-beslagene partij (zijnde bv. de werkgever of uitbetalingsinstantie) te worden nageleefd en dient derhalve niet door de beslagene te worden aangevraagd.

b) de inkomsten uit andere activiteiten dan deze bedoeld in art. 1409 § 1Ger.Wb (door rechtspraak en rechtsleer beperkt tot de zogenaamde vervangingsinkomens per kalendermaand) worden gedeeltelijk beschermd door art. 1409 § 1bis Ger.Wb.. Dit artikel voorziet in een beperkte beslagbaarheid van voormelde inkomsten via een systeem van 4 schijven welke eveneens bepaalt hoeveel % ervan beslagbaar is.


Onder vervangingsinkomens dienen oa. te worden verstaan (zie ook art. 1410 § 1 Ger.Wb.)


- de al dan niet provisionele uitkeringen tot onderhoud, door de rechter toegewezen, alsmede de uitkeringen die na echtscheiding aan de niet schuldige echtgenoot worden toegekend;

- de pensioenen, aanpassingsuitkeringen, renten, rentebijslagen of als pensioen geldende voordelen betaald krachtens een wet, een statuut of een overeenkomst;

- de werkloosheidsuitkeringen en de uitkeringen betaald door fondsen voor bestaanszekerheid;

- de uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid en de invaliditeitsuitkeringen betaald krachtens de wetgeving op de ziekte- en invaliditeitsverzekering of de wet van 16 juni 1960 die onder meer de maatschappelijke prestaties waarborgt ten gunste van de gewezen werknemers van Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi en de wetgeving betreffende de overzeese sociale zekerheid;

- de uitkeringen, renten en toelagen betaald krachtens de wetgeving op de vergoeding van schade uit arbeidsongevallen of beroepsziekten, of de genoemde wet van 16 juni 1960 of verzekeringsovereenkomsten aangegaan bij toepassing van de wetgeving op de overzeese sociale zekerheid, met uitzondering van het gedeelte van de uitkering bedoeld in § 2, 4°, van dit artikel;

- de militievergoedingen bedoeld bij de wet van 9 juli 1951;

- de uitkering toegekend bij onderbreking van de beroepsloopbaan.

In de rechtspraak en rechtsleer wordt algemeen gesteld dat de inkomsten uit een zelfstandige activiteit niet vallen onder het toepassingsgebied van art. 1409 § 1bis Ger.Wb., doch wel onder dit van art. 1409 bis Ger.Wb. - zie verder)


indexatie 2013 :


- eerste schijf van 0 tot tem. 1059 euro is niet voor beslag vatbaar en dus volledig beschermd.

- tweede schijf  > 1059 tem. 1138 euro : hiervan kan slechts 20% in beslag worden genomen.

- derde schijf  >1138 tem. 1373 euro : hiervan kan slechts 40% in beslag worden genomen.

- vierde schijf   >1373 euro is onbeperkt voor beslag vatbaar en wordt aldus niet beschermd.


Deze bescherming van de vervangingsinkomens dient automatisch door de derde-beslagene partij (zijnde bv. de werkgever of uitbetalingsinstantie) te worden nageleefd en dient derhalve niet door de beslagene te worden aangevraagd.

c) Bovendien voorzien zowel art. 1409 § 1, 4de lid (loon) als art. 1409 § 1bis, 4de lid (vervangingsinkomens) dat wanneer de beslagene één of meer kinderen ten laste heeft, het voor beslag beschermde bedrag nog eens bijkomstig vermeerderd wordt met 65 euro per kind (indexatie 2013) ten laste.


Deze verhoging van het niet-voor beslag vatbare gedeelte gebeurt niet automatisch, doch dient door de beslagene te worden aangevraagd.

d) andere inkomsten dan loon/vakantiegeld of vervangingsinkomens (zoals onder a en b hierboven besproken) worden gedeeltelijk beschermd door art. 1409bis Ger.Wb..

Hieronder dienen naast de inkomsten uit bv. verhuur of kapitaal tevens de inkomsten uit een zelfstandige activiteit te worden verstaan.


De bescherming van art. 1409bis Ger.Wb. gebeurt niet automatisch en dient door de beslagene te worden aangevraagd via een procedure te voeren voor de beslagrechter

overeenkomstig artikel 1408, § 3 (zoals hiervoor besproken onder het item “inzake beslag op roerend goed”). De beslagrechter kan de duur beperken tijdens welke deze inkomsten van de schuldenaar niet voor beslag vatbaar zijn.


De berekening van het deel welke eventueel niet voor beslag vatbaar is gebeurt volgens de art. 1409 §1 en 1411 Ger.Wb. (maw. ook de verhoging voor kinderen ten laste is hier van toepassing) en kan enkel slaan op die inkomsten welke voor de beslagene en zijn gezin noodzakelijke inkomsten uitmaken. Dit is een feitelijke beoordeling welke aldus aan de beslagrechter dient te worden voorgelegd.

2) inkomsten welke volledig beschermd zijn


a) Art. 1410 § 2 Ger.Wb. voorziet in een aantal inkomsten welke niet voor beslag vatbaar zijn :


  1° de gezinsbijslagen, met inbegrip van deze betaald krachtens de wetgeving betreffende

       de soldijtrekkende militairen.

  2° de wezenpensioenen of -renten betaald krachtens een wet, een statuut of een

       overeenkomst;

  3° de tegemoetkomingen aan minder-validen.

  4° het gedeelte van de vergoedingen uitgekeerd krachtens de wetgeving op de vergoeding

       van schade uit arbeidsongevallen die 100 pct. overschrijdt en toegekend wordt aan

       zwaar verminkten wier toestand de hulp van een andere persoon volstrekt en (normaal

       vergt, evenals de bedragen toegekend voor de behoefte aan andermans hulp krachtens

       de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en

       uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994).

  5° de bedragen uit te keren :

  1. aan de rechthebbende van geneeskundige verstrekkingen als tegemoetkoming ten laste

      van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen of krachtens de wet

      van 16 juni 1960 of de wetgeving betreffende de overzeese sociale zekerheid;

  2. als kosten voor geneeskundige, heelkundige, farmaceutische en verplegingszorgen of

      als kosten voor prothesen en orthopedische toestellen aan een door een arbeidsongeval

      of een beroepsziekte getroffen persoon krachtens de wetgeving betreffende de

      arbeidsongevallen of de beroepsziekten.

   6° de bedragen uitgekeerd als gewaarborgd inkomen voor bejaarden of als

       inkomensgarantie voor ouderen.

  7° de bedragen uitgekeerd als bestaansminimum.

  8° de bedragen uitgekeerd als maatschappelijke dienstverlening door de openbare centra

       voor maatschappelijk welzijn.

  9° de uitkering voorzien in artikel 7 van het koninklijk besluit van 18 november 1996

       houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval

       van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de artikelen 29 en

       49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot

       vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.

  10° de al dan niet provisionele vergoedingen voor prothesen, medische hulpmiddelen en

        implantaten.

   11° de bedragen bepaald in artikel 120 van de programmawet (I) van 27 december 2006

         uitgekeerd als tussenkomst van het Schadeloosstellingsfonds voor asbestslachtoffers.

    b)art. 1409 § 1ter : de maaltijdcheques

Deze worden immers door de wetgever niet aanzien als loon, aangezien de maaltijdcheques vrij zijn van belastingen en bijdragen voor de Sociale Zekerheid.

(De onbeslagbaarheid geldt uiteraard slechts in die mate dat aan alle voorwaarden voor deze vrijstellingen worden nageleefd)


   Deze maaltijdcheques vallen niet onder de samenvoeging waarin artikel 1411 Ger.Wb. voorziet, noch behoren zij tot de uitzonderingen bepaald in artikel 1412 Ger.Wb.


3) Samenvoeging

 

  Art. 1411 Ger.Wb. :

Komen iemand tegelijk de bedragen toe bedoeld in de artikel 1409 en 1409bis en pensioenen, gelden, uitkeringen, vergoedingen, renten of rentebijslagen als bedoeld in artikel 1410, § 1, dan worden die bedragen samengevoegd tot bepaling van het voor overdracht of beslag vatbare gedeelte (zoals bedoeld in artikel 1409, § 1).

  Voor de bepaling van dat gedeelte komen genoemde bedragen eerst in aanmerking na aftrek van de afhoudingen krachtens de wettelijke bepalingen inzake belastingen en maatschappelijke zekerheid, en krachtens particuliere en collectieve overeenkomsten betreffende aanvullende voordelen van maatschappelijke zekerheid.

4) Bescherming zichtrekening


De beperkingen en uitsluitingen waarin de artikelen 1409, 1409bis en 1410 voorzien, zijn eveneens van toepassing op de in die artikelen bedoelde bedragen indien ze worden gecrediteerd op een zichtrekening.

bottom of page